Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Voorts zeide ik: De zaak is niet goed, die gijlieden doet; zoudt gij niet wandelen in de vreze onzes Gods, om [16]de versmading der heidenen, onze vijanden? 16. Dat is, om den heidenen, die Gods en onze vijanden zijn, geen oorzaak te geven van Gods naam te lasteren, en ons smadelijk te verwijten dat wij aan elkander doen hetgeen wij in hun misprezen en gehaat hebben.